Diese Originalversion des Standpunkts „VW Abgasmanipulation – Die Rechtslage in Belgien, Frankreich, Luxemburg“ steht auch in deutscher und französischer Sprache zur Verfügung.

Ondertussen is al algemeen bekend dat Volkswagen de zogenaamde EA189-motor, en mogelijkerwijs ook andere motoren (ter discussie staan de 2,0-, 1,6- en 1,2-liter-Dieselmotoren) met software uitgerust heeft die toelaat om de situaties van uitlaatgassentests te herkennen en de uitlaatwaarden van de motor te manipuleren.

Vele cliënten van ons voelen zich onzeker hierover en vragen zich af welke rechten ze hebben. Mijn confrater Karsten Becker heeft hierover meerdere standpunten gepubliceerd.

Het probleem is dat de voertuigen mogelijkerwijs niet voldoen aan de relevante uitlaatgasnormen, volgens dewelke ze in Duitsland of elders ingedeeld zijn. Los daarvan zijn vele klanten verbouwereerd, omdat ze van mening waren een milieuvriendelijke auto aan te schaffen die uiteindelijk niet zo milieuvriendelijk blijkt te zijn.

De vraag die zich evenwel stelt, is of en in welke mate het probleem opgelost kan worden. Het „Kraftfahrt-Bundesamt“ [Duits Federaal bureau voor het motorvoertuigenverkeer] heeft termijnen opgelegd aan Volkswagen en Volkswagen heeft toegezegd om in de loop van het jaar 2016 de software te verwijderen en de naleving van de respectieve wettelijke grenswaarden te garanderen (zie onze update van 08.10.2015).

In een interview dat op 07.10.2015 verschenen is in de krant Frankfurter Allgemeine Zeitung beloofde de nieuwe voorzitter van de Raad van Bestuur van Volkswagen, Mathias Müller, een volledige herstelling. Het is echter onduidelijk of dit met een update van de software, aanpassingen aan de motor of de inbouw van een nieuwe katalysator bereikt kan worden.

In elk geval belooft hij de kostenloze herstelling, maar met het oog op aanspraken van klanten neemt hij al wat gas terug. Toen de heer Müller immers aangesproken werd over het feit dat de voorzitter van VW Amerika, de heer Michael Horn, openlijk gezegd had dat VW alles zou betalen, wat er ook zou komen, antwoordt de heer Müller: „Eerst en vooral gaat het in het belang van onze klanten om de herstellings- en ombouwkosten, dat is wat Michael Horn bedoelde.“

De heer Müller heeft er zich niet over uitgesproken of en in hoeverre Volkswagen de ombouw gaat uitvoeren, wanneer en voor zover na afloop van de garantietermijn van twee jaar ook de wettelijke Duitse garantietermijnen verstreken zijn. Waarschijnlijk zal Volkswagen vanuit commerciële inschikkelijkheid overgaan tot herstelling. Een terugtrekking uit het koopcontract of aanspraak op schadevergoeding zou waarschijnlijk wel eens na afloop van de garantietermijn kunnen komen te vervallen. Dat kan men concluderen uit het bovenstaande citaat.

Het valt ook te vrezen dat de herstelling, indien deze met het oog op de emissiewaarden succesvol zou zijn, ten koste gaat van de prestatie van het voertuig. Want op de vraag van de krant F.A.Z.: „Een dergelijke ingreep in de motor … (verzwakt) toch de prestatie ervan?“, antwoordde de voorzitter van de raad van bestuur van Volkswagen: „Dat hoeft niet per se zo te zijn. Het lijkt me echter belangrijker om het CO2-doel te halen en daarvoor misschien 3 tot 5 km/u. aan maximumsnelheid in te boeten.“

Een kwadratuur van de cirkel zou inderdaad wel eens niet mogelijk kunnen zijn, d.w.z. de naleving van de emissiewaarden resp. reductie ervan door herstellingsmaatregelen zonder dat dit een invloed op de prestatie van de motor heeft.

Vanuit ecologisch oogpunt deel ik weliswaar de opvatting van de heer Müller. Vanuit juridisch oogpunt gaat het er echter om dat het Volkswagen-concern reclame gemaakt heeft voor een voertuig met zowel een bepaalde prestatie als de naleving van bepaalde grenswaarden en dat het niet halen van de prestatiewaarden of het overschrijden van de emissiewaarden een materieel gebrek vormt.

 

Juridische situatie volgens Duits recht

Gelet op het feit dat contractuele aanspraken in het Duitse recht enkel binnen de desbetreffende contractketen ingesteld kunnen worden, zal het inroepen van opzettelijk bedrog ten aanzien van de verkoper om schadeclaims te doen gelden – desgevallend ook buiten de wettelijke garantie- eerder niet in aanmerking komen. Het voertuig wordt immers niet rechtstreeks door Volkswagen verkocht maar door Volkswagen-concessiehouders. Laatstgenoemden waren niet op de hoogte van de manipulaties oftewel zal men volgens de huidige stand van zaken niet kunnen bewijzen dat ze hier kennis van hadden.

Bijgevolg heeft de rechtstreekse medecontractant van de klant geen bedrog gepleegd. De klant kan juridisch gezien enkel schadevergoedingsclaims ten aanzien van de handelaar doorzetten. Na afloop van de garantie is hij alles bij elkaar genomen, ongeacht om welke aanspraken het gaat, sowieso op de inschikkelijkheid van Volkswagen aangewezen.

Op basis van een eventueel verlengde contractuele garantie van de fabrikant kan er in elk geval geen ongedaanmaking van het koopcontract of schadevergoeding gevorderd worden, omdat de garantie, die Volkswagen verleend heeft, enkel betrekking heeft op de herstelling van defecte onderdelen binnen de garantieperiode.

Juridische situatie volgens Belgisch recht – Rechtstreekse vordering tegen VW !

Dit hoeft echter niet voor alle klanten te gelden. Het Luxemburgse, het Belgische en het Franse recht bijvoorbeeld kennen immers de rechtstreekse aanspraak van de koper ten aanzien van de fabrikant van een zaak ingeval van een gebrek. In deze rechtsstelsels kan de koper zelf kiezen of hij in rechte rechtstreeks tegen zijn medecontractant, tegen de fabrikant of tegen beiden optreedt.

Daarbij komt nog dat de verjaringstermijnen in het buitenland vaak langer zijn dan in Duitsland. In België bijvoorbeeld bedraagt de verjaring voor gebreken overeenkomstig artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek 10 jaar.

Deze lange garantietermijn wordt ingeperkt door artikel 1648 van het Burgerlijk Wetboek dat voorziet dat aanspraken wegens een gebrek binnen een korte tijd aanhangig gemaakt moeten worden. Normaliter spreekt men dan van 2 tot 3 maanden. In een specifiek geval kan de korte tijd evenwel ook langer duren, vooral in gevallen waarbij de feitelijke en juridische context nog verwerkt moet worden.

In overeenstemming met het Europese consumentenbeschermingsrecht moet aan de consument echter een niet-ingeperkte garantieduur van 2 jaar toegekend worden. De korte tijd van artikel 1648 van het Burgerlijk Wetboek kan evenwel – minstens althans in de eerste 2 jaar van de garantie – dit recht reduceren. Daarom heeft de Belgische wetgever artikel 1649quater van het Burgerlijk Wetboek in het leven geroepen, volgens hetwelk de consument 2 jaar garantie heeft. Hij moet het gebrek, waarvan hij kennis heeft gekregen, binnen één jaar signaleren, waarbij deze termijn van één jaar er wederom niet toe mag leiden dat er geen garantietermijn van 2 jaar gegeven wordt.

Na het verstrijken van de termijn van 2 jaar, zal het regime van het consumentenrecht overeenkomstig artikel 1649quater, § 5 van het Burgerlijk Wetboek dan vervangen worden door het algemene contractuele aansprakelijkheidsregime met de termijn van in totaal 10 jaar. Doch dan geldt artikel 1648 van het Burgerlijk Wetboek met de zogenaamde korte tijd.

Dit betekent voor contracten die aan het Belgische recht onderworpen zijn dat de klanten een rechtstreekse aanspraak tegenover VW zouden kunnen hebben en zich daarbij op bedrog door VW kunnen beroepen. De brochures waarvoor VW verantwoordelijk is en die het voorwerp van de verkochte zaak beschrijven, zijn immers afkomstig van VW. Garantieclaims die bij toepassing van het Duitse recht reeds verjaard zouden zijn, kunnen naar Belgisch recht tot maximum 10 jaar na de aankoop tegen VW ingesteld worden.

Dit heeft vooral betrekking op klanten die hun personenwagen bij een handelaar in België (of in Luxemburg of Frankrijk) aangekocht hebben.

Internationale consumententransacties

Dit kan evenwel ook betrekking hebben op particuliere klanten die hun woonplaats in België (of Frankrijk of Luxemburg) hebben maar hun voertuig bij een Duitse handelaar aangekocht hebben.

In die gevallen hebben we immers te maken met een grensoverschrijdend feit zodat zich de vraag stelt omtrent de toepasselijke rechtsstelsels op basis van de zogenaamde Rome I-Verordening.

Bij zogenaamde consumentenovereenkomsten, waarbij de ondernemer zijn beroepsactiviteit op een of andere wijze richt op de staat van de woonplaats van de consument en de overeenkomst binnen het domein van die activiteit valt, is namelijk overeenkomstig art. 6 van de Rome I-Vo het recht van het land waar de consument zijn woonplaats heeft, van toepassing.

Of de commerciële activiteiten van de verkoper al dan niet gericht zijn op het buitenland, hier België, dient nagegaan te worden aan de hand van een aantal indicaties. In de arresten Pammer, Hotel Alpenhof en vooral Mühlleitner t/ Yusufi oordeelde het Europees Hof van Justitie dat het voor het bestaan van die gerichtheid volstaat dat er bijvoorbeeld een website in meerdere talen aangeboden wordt, dat internationale netnummers vermeld staan, dat aan de belangstellende de mogelijkheid geboden wordt om een wegbeschrijving naar het buitenland te laten afprinten, enz…. Ook de levering en de inschrijving van de personenwagens in het buitenland staven het feit van de gerichtheid.

In de uitspraak Lokman Emrek t/ Vlado Sabranovic ging het HvJEU zelfs zover dat het aanvaardde dat de ondernemersactiviteit op een ander land gericht was in een geval waarbij de consument, zoals aangetoond werd, helemaal niets afwist van de internetadvertentie toen hij het voertuig aankocht.

Zo de voorwaarden voor de gerichtheid van de bedrijfsactiviteit van de onderneming op het buitenland vervuld zijn, dan geldt dus in principe het recht van het land waar de consument zijn woonplaats heeft. Hiertegen kan men weliswaar een rechtskeuze die ook bij consumententransacties toegelaten is, inbrengen; de rechtskeuze mag er overeenkomstig artikel 6 lid 2 van de Rome I-Verordening echter niet toe leiden dat de consument de bescherming ontnomen wordt die hem door de bepalingen van het recht van zijn land van herkomst verleend wordt.

In concreto: indien algemene handelsvoorwaarden bij een koopcontract een rechtskeuze voor het Duitse recht zouden bevatten, dan zou eerst nagegaan dienen te worden of het eventueel gekozen Duitse recht in vergelijking met bijvoorbeeld het Belgische recht op bepaalde punten nadelig is voor de consument. Dit is het geval met betrekking tot de lengte van de verjaring en het feit dat de Belgische consument de mogelijkheid heeft om niet enkel zijn rechtstreekse medecontractant maar ook de fabrikant van de zaak aan te klagen. Hierbij komt nog dat er volgens het Belgische en het Franse recht het vermoeden bestaat dat de professionele verkoper van een gebrekkige zaak kennis had van het gebrek aan de verkochte zaak op het ogenblik waarop het koopcontract afgesloten werd en hij zich dan ook niet zomaar van zijn aansprakelijkheid kan bevrijden door het inroepen van een niet-aansprakelijkheidsclausule.

Über den Autor

  • Guido Imfeld

    Guido Imfeld ist zugelassener Anwalt seit 1996 und Fachanwalt für Internationales Wirtschaftsrecht, für Handels- und Gesellschaftsrecht und für gewerblichen Rechtsschutz und Wettbewerbsrecht. Seit dem Jahre 2000 ist er auch in Belgien als Anwalt zugelassen. Zum Anwaltsprofil